Winterbrieven

 
sneeuwkristal
 
 
Mijn winterbrief aan K.

Breda, 11 november 2008

Allerbeste Franz,

Weet je nog: Praagse winter 1914? Kille herenhuizen langs lange lanen, met ijsbloemen in hun vensters. De besneeuwde lanen bleken bochten en de bochten bleken krommingen, doodlopende steegjes, bevroren kreken. Dit was jouw stad, jouw getto, jouw gedachtenwereld. Met zijn passanten die langs je heen gaan in de straten, als gehaaste dieren opgejaagd door grillige novemberluchten. De mensen zijn er jassen en hoeden.
En jij? Jij zocht koortsig en ziekelijk je weg door dit doolhof, dwalend voorbij het kantoor, recht langs het gerechtsgebouw. Nog vaker zat je thuis. Op een vochtige kamer waar je je eenzame angsten verteerde tot wereldproza. Soms zie ik je daar voor me, als een radeloos insect dat opvliegt tegen de muren (en telkens valt). Alsof je zo weg zou kunnen kruipen voor je lot…
Al je verhalen ademen voor mij deze ijzige wintersfeer uit vervlogen, vreemde tijden.

Nooit heb ik dan ook goed begrepen waarom ik me zo verwant met je voel. Ben nimmer in Praag geweest, en joods ben ik ook niet. Een andere tijd, een ander karakter bovendien.
Maar nu heb ik ontdekt, en daarom schrijf ik je, dat we blijkbaar allebei rechten hebben gestudeerd! Oftewel, we hebben beiden ons dagelijks werk gemaakt van het vatten van de werkelijkheid in woorden, formuleringen, passende begripsomschrijvingen. Hoe onbegrijpelijk of vreemd die werkelijkheid ook kan zijn. Het vechten tegen, vergeef me deze woordspeling, ‘kafkaiaanse’ formaliteiten kan wel eens de aanleiding zijn geweest voor zowel jouw als mijn schrijfactiviteiten.

Niet dat ik ook maar een vlok heb van jouw talent. Mijn pen zit slechts vol knispersneeuw. Mijn verhalen zijn wakken met glibberranden. Ik schrijf, ik glij, ik smak. Dan blijk ik plots een draaikevertje. Een schrijvertje dat zwalkt over het tere wateroppervlak. Als een hongerkunstenaar die zich toewerkt naar een bitter slot. Zó is mijn schrijfproces.

Toch wil ik graag weten wat je vindt van mijn gedachten over onze onverwachtse verwantschap. Confrère, laat je me dit even weten? Ook als ik je kan helpen bij Het Proces hoor ik het graag even. Waarvoor alvast mijn dank!

Met meer dan allerhoogste achting,
Léon Ripmeester
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan het onbekende hert

Geacht hert,

Misschien kan ik u beter aanspreken als de fotogenieke bout uit Het Grote Wildboek, tiende druk. Want zoveel is duidelijk: sinds het verschijnen van dit lijvige standaardwerk bent u niet meer onder ons. Hopelijk galoppeert u nu vrij en ongebonden door de Eeuwige Jachtvelden, als tenminste uw aartsvijand, de schrijver Olgierd E. J. graaf Kujawski, daar niet toevallig aan het jagen is. Hoed u dus voor een adellijke heer met een weitas en dubbelloops jachtgeweer.
Voornoemde graaf – zo hij nog onder ons vertoeft – wens ik een dood toe, even gruwelijk als de uwe: opgehangen, gevild, organen verwijderd, en verdeeld in handzame porties. Moge het grafelijk vlees net zo stevig van structuur en lang van draad zijn als dat van een edelhert. Wellicht is er iemand in de buurt om dit hele proces op de gevoelige plaat vast te leggen: een rug op een porseleinen schaal, omringd door een garnituur van bospaddenstoelen, preisselberen en rodekool met appeltjes. Het hoofd van Olgierd zie ik graag apart opgediend, getooid met zijn onafscheidelijke jagershoedje met patrijzenveer.

Lief hert, naar eer en geweten kan ik zeggen dat ik je niet lust. Nog liever eet ik iedere kerst boerenkool met Unoxworst uit mijn woonplaats Oss, dan dat ik mijn tanden in je rug zet.
Van mij mogen je soortgenoten tot in lengte van dagen burlen en zoveel mogelijk hindes dekken op de uitgestrekte zandgronden bij Stroe. Laat ze goed uitkijken bij het oversteken. Dan wordt het beslist een mooie kerst.

Kitty Schaap
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Bram Stoker

Geachte heer Stoker,

Toen ik een paar jaar geleden ’s avonds met vrienden door Dublin slenterde, werd ik volkomen onverwacht overweldigd door het aanbod aan toeristische trekpleisters. Blijkbaar heeft de stad vele genieën voortgebracht, waaronder grote schrijvers als Oscar Wilde en James Joyce, waar ik tot dat moment nog nooit van gehoord had. Wel werd ik als iedere zichzelf respecterende lezer volgens de brochures geacht van deze personen op de hoogte te zijn. Nu weet ik dat mijn favoriete boeken niet bij iedere taaldocent op de boekenlijst worden getolereerd, maar toch miste ik een in mijn ogen groot literair genie in het stadsbeeld. De enige overigens waarvan ik in deze stad een schim hoopte aan te treffen. En dat was u.

Dezelfde naargeestigheid die ik in een stad als deze bij mezelf kan oproepen, zodanig zelfs dat mijn haren overeind gaan staan, heb ik te danken aan uw meesterwerk. Door dit angstaanjagende stuk ben ik afgedwaald van het pad waar ik door mijn middelbare school op geduwd ben: de ware literatuur.
Lyrisch en beschaafd schreef u, maar over zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Slechts één karakter is wereldwijd blijven hangen, al weten ze, als je erover begint, in Transsylvanië gek genoeg niet waar je het over hebt.

‘There was one great tomb more lordly than all the rest; huge it was, and nobly proportioned. On it was but one word, Dracula.’

Het is jammer dat u al zesennegentig jaar dood bent, anders had ik die wandeling door Dublin graag eens met u gemaakt.

Met hartelijke groet,
Kees Vreeburg

Breda
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan mijn oma

Breda, 7 november 2008

Lieve Petronella,

Honderdzeventien jaar geleden werd u geboren. Vaak moet ik aan u denken.
U was een sterke vrouw. Een vrouw met een eigen duidelijke taal. Met weinig woorden kon u zeggen wat u ervan dacht.

U trouwde onverwacht met opa. Die kwam eigenlijk om de hand van uw zuster vragen. Maar toen hij oog in oog met u kwam te staan, wist hij het meteen. ‘Petronella wordt mijn vrouw.’ Het huwelijk werd snel beklonken. Opa was een goede partij. Er viel in die tijd niet veel te kiezen. Als het klopte, dan werd er getrouwd.
Al snel kwam het eerste kind. En hoe ging dat in de vorige eeuw? Kinderen kwamen jaar op jaar. Vijftien kinderen telde jullie gezin. U was een moeder met duizend handen, want wat was er altijd veel te doen.

Heb ik u ooit gezegd wat een geweldige oma u voor mij was? Wat kwam ik altijd graag bij u in het grote huis. Kende daar alle plekjes. Was verrukt als u me soms meenam naar de kleine zijkamer, waar een bedstee was. Voor mij was dat een toverkast, want die bedstee lag vol cadeautjes.
Het liefst was ik in de eetkamer. Daar stond een lange tafel met geheime schuifladen. Rondom die tafel speelde zich het dagelijks leven af. Er werd gegeten, thee gedronken en als ik er was, werden er spelletjes gedaan. Er was een provisiekast voor servies en eetgerei. Daarboven de hangklok, die altijd een kwartier voorliep. Zo wist u iedereen op tijd naar school en kerk te krijgen.

U bent een vrouw geweest waar je op kon bouwen. Solide, betrouwbaar en beschikbaar voor iedereen die het nodig had.
Eén zwakheid was er, u was ijdel, zoals een echte vrouw. U ging graag goed gekleed en genoot van schoonheid om u heen.

Lieve Petronella, ik ben trots dat u mijn oma bent geweest. Ik bewonder nog steeds uw kracht en standvastigheid. De herinnering aan uw bestaan draag ik met me mee. Hij klinkt een beetje ouderwets, toch ben ik heel blij met de naam die mij is gegeven.

Ik groet u:
uw kleinkind Petronella (Els) Schuring
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Doeschka Meijsing

Tilburg, november 2008

Beste Doeschka of toch Douschka, misschien zelfs lieve Doeschka,

Ik begin met jou proficiat te wensen met het behalen van de AKO literatuurprijs 2008. Jouw roman Over de liefde werd geprezen als hard en scherp, maar ook liefdevol en spannend en geraffineerd.

Een tweede proficiat is op zijn plaats met het behalen van de F. Bordewijk-prijs 2008 op 12 november. Ook voor wie niet van autobiografisch proza houdt, is dit meesterstuk een even hartveroverende als hartverscheurende roman. Niet dat ik je boek gelezen heb, maar recensenten geven dit zo aan.
Ik ben blij voor jou. Het is opnieuw een bekroning op je werk na de Multatuliprijs in 1981 voor je boek Tijger, tijger! Je boek 100% chemie kreeg een prijs voor de beste literaire zin in 2003.

Wie had dat in de zomer van 1957, of misschien was het 1958, kunnen denken.
Jij was op vakantie in Vught toen ik jou ontmoette. Mijn schoolvriend Hans had tegen mij gezegd dat er logees kwamen. Twee meisjes van onze leeftijd, een nichtje en haar vriendin, zouden veertien dagen in Vught doorbrengen. We ontmoetten elkaar op ‘de speelweide’, een groot groen veld omzoomd met struiken aan drie kanten en aan de andere zijde huizen. Je kon er van alles doen, als je zelf de spullen maar meebracht. Als ik ’t mij goed herinner was onze favoriete bezigheid verstoppertje spelen, maar we hebben ook wat afgepraat.

Ik was verliefd op die knappe meid, slank, groot en met prachtig zwart haar. Of het wederzijds was weet ik eigenlijk niet, je vond al die aandacht leuk en je kwam iedere dag weer terug.
Met mijn ouders was ik naar de operettefilm Schön ist die Welt met Rudolf Schock en Renate Holm, geweest. Ik zong voor jou: ‘Schön ist die Welt’.

Of de wereld voor jou altijd even mooi geweest is, waag ik te betwijfelen.
Ik heb je niet gevolgd in je carrière. Na twee mooie zomers kwam er weliswaar, niet uitgesproken, een einde aan onze vriendschap. De brieven vergeelden en als er al een bij kwam, dan miste hij de warmte van de zomer.

Zo nu en dan kwam je weer in beeld. De eerste keer voor mij, twintig jaar later, met je boek De kat achterna. Het boek staat eenzaam tussen vele andere schrijvers, onuitgelezen. Ik dacht, toen ik niet door je boek heen kwam: het zou toch niets tussen ons geworden zijn, want we spreken niet dezelfde taal. Om over de verschillende geaardheid maar te zwijgen. Niet dat het mij iets uitmaakt, want vrienden hadden we zeker kunnen blijven. Zo nu en dan kwam je in beeld. Ik leed met je mee of het maakte me blij als ik zag dat je straalde.
Ik moet zeggen, dat laatste zag ik zelden.

Op de avond van de uitreiking van de AKO-prijs zag ik je op de tv. Jij was de eerste die ik zag en toen pas had ik in de gaten dat het om de AKO-prijs ging en dat jij wel eens de gelukkige zou kunnen zijn.
‘De AKO-prijs 2008 gaat naar… Doeschka Meijsing met haar boek Over de liefde.’
Ik zag bij jou verbazing. Je geloofde het zelf niet. Met een glas wijn in je hand liep je, even het evenwicht zoekend, naar voren. Geen uitbundigheid. Met soms een glimlach om je mond liet je de lofzang over je heen komen.
Waar is dat meisje uit 1957 gebleven?

Ik zal een nieuwe poging wagen en daarmee de eenzaamheid van De Kat achterna doorbreken.

René Haans
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Anna Karenina

Geachte mevrouw Karenina,

De gure, kille wind huilt voor mijn slaapkamerraam terwijl ik onder de dekens kruip met het aan u gewijde boek, en wegdroom. In die droom sta ik op een besneeuwd perron en zie u, in bont uitgedost, uit een net gearriveerd rijtuig van de Oriënt Express stappen. Onderwijl draagt een gouvernante zorg voor uw zoon en snellen uit een ander rijtuig dienstbodes toe om de koffers en hoedendozen te verzamelen. Ik zie toe hoe u wordt opgehaald door uw echtgenoot. De ontvangst is kil en u geeft uw zoontje als compensatie een extra aai over zijn gekamde haren. Het doet uw echtgenoot misprijzend aan zijn imposante snor trekken.

Vanuit mijn slaapkamer heb ik intens met u meegeleefd. Ik beweende uw verstandshuwelijk, het heen en weer geslingerd worden tussen uw onmogelijke en dus hartstochtelijke liefde voor Vronsky en de straffe regels van de negentiende-eeuwse Russische adel. Maar was tegelijkertijd jaloers op uw comfortabele leven, de status van uw komaf en uw keuze om hiervan afstand te doen. Voor de liefde.

Ik droom vaak van Rusland. Het Rusland van uw schepper, waar het altijd sneeuwt. En zelfs de metro’s met bladgoud en marmer zijn bekleed. Van de schatten in de Hermitage en de ballerina’s van het Bolsjoi-theater, de paleizen van de tsaren, de kathedralen voorzien van sierlijke ijspegels met fresco’s en iconen.
Terwijl ik me nog eens omdraai in mijn Hema-pyjama en Ikea-bed, dank ik u voor deze romantische beelden en hoop dat u een eersteklas wolk bewoont.

Iris Horn
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Annie M.G.

Breda, november 2008

Beste Annie,

Sorry dat ik begin met jou te tutoyeren; dat komt omdat ik jou al heel lang ken. Je bent geboren in 1911, het jaar waarin ook mijn moeder ter wereld kwam. Ofschoon jullie weinig gemeen hadden, schept dat toch een band. Maar het meest nabij ben je me door alle teksten die je hebt geschreven.
Liedjes, boeken, musicals. Bijna allemaal waren ze even populair.

Begin jaren zestig werden mijn eigen Jip en Janneke geboren. Uren heb ik voorgelezen en genoten van de eenvoud van de verhaaltjes. Die bedrieglijke eenvoud. De humor die er in elk verhaaltje zit en de herkenbaarheid. Wat heb je goed geobserveerd.

Ik heb je eigenlijk pas goed leren kennen door het lezen van de biografie die Annejet van der Zijl over jou heeft geschreven. Nooit geweten dat er zoveel mis ging rond het programma Ja Zuster, Nee Zuster; de banden zijn zelfs gewist. Ik wist ook niet dat een aantal stukken die je hebt geschreven totaal niet aansloegen.

Maar weet je Annie, dat Ja Zuster , Nee zuster opnieuw is uitgebracht? Deze keer als musical. Ook van Floddertje is een musical gemaakt en van Ibbeltje en Minoes zijn dvd’s verschenen.

Je hebt het niet altijd gemakkelijk gehad en zelf was je ook niet zo makkelijk in de omgang. Maar met jouw humor heb je overleefd en ons veel plezier bezorgd. Dank je wel daarvoor. Je blijft voor mij altijd een grote inspiratiebron.

Hartelijke groet,
Helène Friebel
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan George Michael

Beste meneer Michael,

Wat is het toch fijn dat veel mooie dingen de tand des tijds doorstaan. En wat moet ik u dankbaar zijn dat een van die mooie dingen een creatie van uw hand is. Een lied en een clip waarin al mijn kerstgevoelens en winternachtverwachtingen tot uitdrukking komen.

Ieder jaar als de wintermaanden en feestdagen zijn aangebroken worden we overspoeld met dezelfde films, dezelfde muziek, dezelfde dranken en spijzen. Kerstmis is wat dat betreft, net zoals iedere traditie overigens, een feest van herhaling, van herkenning en herinnering. En van weten wat belangrijk is in het leven. Maar warmte, liefde, genegen- en geborgenheid gaan nooit vervelen. Net zomin, kan ik u verzekeren, is dat het geval met Last Christmas. Een waar meesterwerk, een Totalkunstwerk, een multimediaal juweeltje. Zelfs die verschrikkelijk irritante, om-de-twee-maten-terugkerende drumfill kan ik niet vaak genoeg horen. En wat een heerlijke eighties-galm over de mix.

George, lieve, lieve George, laat me zwijmelen bij de verliefde blikken van u en uw lief. Laat me zwelgen in mijn medeleven bij de pijnlijke soapperikelen en het gestaar van gekwetsten. George, laat me lijden. En laat me vergeten wat er nu van je geworden is. Je site brengt heden ten dage niet veel nieuws. Eigenlijk alleen maar hoe het staat met je liefdadigheidswerk. Begrijp me niet verkeerd, da’s ook goed hoor, heel nobel vooral, maar liever denk ik aan George Michael als het artistieke genie dat we vroeger aan het werk hebben gezien.
Mijn God, wat mis ik de eighties.

Een fan die u mist
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Roald Dahl

Breda, 16 november 2008

Beste Roald,

Jouw verhalen hebben mijn kindertijd mooier en spannender gemaakt.
De Grote Vriendelijke Reus hield me wakker uit mijn slaap en steeds hoopte ik dat hij met een potje vol mooie dromen bij mijn slaapkamerraam stond. De Griezels vond ik een beetje eng en gemeen, maar toch las ik het boek in één dag uit.

Ik vind het een ware kunst om verhalen met vreemde karakters en een wat sadistische ondertoon zo geschikt voor kinderen te maken. Is dat een grote levendige fantasie? Of talent dat al ontstaan is in jouw kindertijd? Ik heb nog nooit een kinderverhaal geschreven, en ben zo benieuwd wat je mij hierover allemaal zou kunnen vertellen.

Nog geen drie jaar geleden bezocht ik de film Sjakie en de chocoladefabriek. Een magisch kinderverhaal met de buitengewone Willie Wonka en de Oempa Loempa’s. Wie wil er nu niet als kind een chocoladefabriek van binnen zien en de meest spannende avonturen beleven? Ieder kind verdient het toch om te kunnen ‘verdwijnen’ in jouw verhalen en even niet te denken aan een slecht rapport of die strenge leraar.
Ik pleit voor het verplicht lezen van drie Roald Dahl-boeken voor het tiende levensjaar, zodat kinderen later niet veranderen in saaie wezens die zich alleen druk maken over de best betaalde baan of het grootste huis.

Laat me weten wat je hiervan vindt, en of het voor mij als achtentwintigjarige niet te laat is om een bijzonder kinderverhaal te schrijven.

Lieve groeten,
Karin Kraaijvanger
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Carel Willink

Etten-Leur, 11 november 2008

Geachte heer Willink,

U verblijft al ruim vijfentwintig jaar aan gene zijde. Hebt u nu eindelijk rust of piekert u nog over Wilma’s portret dat Mathilde zo agressief heeft vernield? En hebt u al verwerkt dat uw eerste vrouw haar hart aan Rein Blijstra verloor, die nota bene bij u inwoonde? Uw eigen woorden: ‘Ik ben geen vrouwenliefhebber, maar ik kan niet zonder vrouw’, geven de dubbelgerichtheid aan van een categorie mannen die een vrouw wensen voor de huiselijkheid zonder verdere bemoeizucht. Dat type lag in uw tijd bepaald niet voor het oprapen en tegenwoordig nog minder, maar dit even terzijde.

Uw affaire met mannequin Andrée en uw ontluikende liefde voor Sylvia waren voor Mathilde onverteerbaar. Dat ze ú niet aan stukken sneed maar het door u zo geliefde portret van Wilma, viel eigenlijk nog mee! Misschien was Mathilde met al haar temperament ook wel wat jong voor u; op den duur houdt geen man dat vol. De relatie met haar, die u schertsend incestueus noemde, legde u overigens geen windeieren. Uw superpoes was een societyfiguur en een publiekstrekker van de eerste orde. Dat werkte gunstig uit op de financiële balans.
Jammer dat Mathilde zo lelijk aan haar einde kwam; wat denkt u, was het nou moord of zelfmoord en wat was de rol van ‘Pistolen Paultje’ bij haar overlijden? Erg aardig vind ik het trouwens niet dat u noch Sylvia de moeite nam bij haar uitvaart aanwezig te zijn. Was de haat zo diep geworteld?

Gelukkig kwam u met Sylvia in rustiger vaarwater, al kon u niet vermoeden dat u toen nog maar zes jaar had te gaan!

We mogen dankbaar zijn dat u in de jaren daarvóór erg productief was; maar liefst 318 schilderijen van u zijn gecatalogiseerd, waaronder 85 portretten. En dat in een hyperrealistische stijl. Werkelijk niets liet u aan het toeval over. Als portretschilder streefde u ernaar uw modellen op fotografisch nauwkeurige manier vast te leggen. Bescheiden noemde u het ‘maakwerk’. Met alle respect: ik ben geneigd te denken dat uw werk aan kracht zou hebben gewonnen als u iets meer aan de verbeeldingskracht van de kijker had overgelaten. U beheerste de techniek als geen ander, maar de schilderachtige component is een beetje zoek.
Gelukkig vertellen uw schilderijen in magisch-realistische stijl een ander verhaal: apocalyptische taferelen die een naderende catastrofe uitbeelden, zoals die ons hopelijk nooit zal treffen.

Terwijl ik u dit schrijf leert een eenvoudige rekensom dat het alweer ruim twintig jaar geleden is dat ik uw werk in natura heb mogen bewonderen. Drie jaar na uw dood heeft Sylvia zich ingespannen een groot aantal portretten voor een expositie bijeen te brengen. Ik bewaar aan mijn bezoek aan het Singermuseum destijds heel goede herinneringen.

Met vriendelijke groet,
Wim Buutveld
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan J.R.R. Tolkien

Aan de hooggeleerde heer J.R.R. Tolkien

Hooggeleerde heer,

Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om wat van gedachten te wisselen met u.
Alhoewel ik mij bewust ben van het feit dat het alleen van mijn kant zal komen, aangezien u al enige tijd aan gene zijde vertoeft. Maar toch vind ik het buitengewoon boeiend om na te denken over, en mij te verdiepen in, uw werken.

Ik heb mij laten vertellen dat uw eerste notities over Midden-aarde zijn gemaakt toen u in de loopgraven zat tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk. Het is overigens precies negentig jaar geleden vandaag, dat de Eerste Wereldoorlog eindigde. Dat weet u waarschijnlijk niet; ik denk dat men zich daarboven niet bezighoudt met zulke nutteloze zaken als oorlog.
Maar dat u zelfs daar, of misschien wel juist daar, eraan dacht een notitieboekje in uw zak te stoppen! Mag ik daaruit toch opmaken dat u wilde ontvluchten uit de verschrikkingen van de oorlog? Dat het daar was dat u een andere wereld verzon om van de werkelijkheid weg te zijn? Volgens de biografieën over u is dat niet het geval, maar vond u dat Engeland arm was op het gebied van sagen en legenden en wilde u daarom een groot omvangrijk werk scheppen, vergelijkbaar met de Kalevala en Engeland waardig.
Natuurlijk was u professor oude talen. Maar toch: het feit dat u bijvoorbeeld een geheel eigen taal ontwierp, met grammatica en al! Ik vind dat zo knap en bijzonder.

Weet u wat ik zou willen? Dat we even terug in de tijd konden gaan en u dus nog leefde, en dat ik dan een keertje mee mocht naar The Eagle and Child, uw stamkroeg in Oxford, waar u samenkwam met de Inklings om elkaar uw werk voor te lezen. Dat lijkt me echt het einde!! En dan natuurlijk uw mening te horen over een paar van mijn verhalen.
Weet u wat ik zo leuk vind van u? Dat u serieus uw kinderen als critici liet optreden, en ook echt luisterde naar hun argumenten. Als uw zoon vond dat het goed was, liet u het precies zo uitgeven. Ik ben het helemaal met u eens: het is de eerlijkste manier van beoordelen en ook de leukste.

Ik hoop dat ik u later in een hemelse setting zal ontmoeten en dat we dan deze conversatie mogen voortzetten. Misschien wel samen met uw vriend en collega C.S. Lewis, die ik overigens ook zeer bewonder. Vooral om zijn werk The chronicles of Narnia.
Hoe ziet het er trouwens uit, het paradijs? Ik denk me altijd in dat het zoiets moet zijn als een kruising tussen Schiermonnikoog en Rivendel. Sereen, en van een ongelofelijke schoonheid.

Voorlopig hoop ik nog lang hier te blijven en ervan te maken wat ervan te maken valt – en dat is heel veel, dat heeft u ons zelf geleerd door uw boeken. Er is altijd hoop, hoe moeilijk de dingen soms ook zijn in het leven. Er komt altijd weer een nieuwe dag met nieuwe mogelijkheden en vriendschappen. Onze eigen fellowships in het leven.

Met vriendelijke groet,
Helene Witkop-Jonker
 
 
sneeuwkristal
 
 
Brief aan Martin Luther King

Breda, 7 november 2008

Geachte Martin Luther King,

De laatste maanden overkomt het mij, dat ik vaak aan u denk. Ooit was u voor mij een onverschrokken held met hoge idealen. Moedig en doordringend keken uw donkere ogen de mensheid aan. Uw credo klonk over de hele wereld. ‘I have a dream’, sprak u keer op keer. Krachtig sprak u deze boodschap uit. Uw toespraken trokken duizenden mensen. U beschreef met passie en overtuiging de weg, hoe blank en zwart met elkaar moesten samenleven. Wat bewonderde ik uw moed en daadkracht.

Geschokt was ik daarom, toen ik hoorde dat ze u hebben doodgeschoten op klaarlichte dag, terwijl u stond op het balkon van een motel. Slechts negenendertig jaar oud. Het was voorjaar 1968. De moord op u was een tragisch dieptepunt in de jaren ’60. Deze gebeurtenis was in die tijd voor mij niet te begrijpen. In de jaren die volgden veranderde er veel. Uw magische woorden werden vaak geciteerd. De droom moest in leven blijven.

En wat is er deze maand gebeurd? Plots lijkt het wel alsof ik uw stem weer hoor. Opnieuw kijken donkere ogen mij onbevreesd aan. Uw dromen gaan werkelijkheid worden meneer King.
Want wat niemand voor mogelijk hield is gebeurd. Amerika koos voor een zwarte president. Veertig jaar na de koelbloedige moord op een zwarte dominee is er een keerpunt gekomen. Barack Obama is ook nog jong, maar zijn stem klinkt met uw kracht en zijn ogen stralen de zelfbeheersing en rust uit die de wereld nodig heeft. Hij is geen tovenaar, maar zijn boodschap van verandering geeft de mensen weer hoop voor de toekomst.

Dit wilde ik u laten weten, meneer King. Uw strijd voor gelijke burgerrechten is niet voor niets geweest. Obama zal in Amerika nog veel problemen tegenkomen en in de wereld zijn oorlog en honger nog lang niet ten einde. Hij staat voor een moeilijke taak. ‘I have a dream’. Uw legendarische woorden zijn een baken van geloof en hoop voor velen. Ik dank u postuum.

Hoogachtend:
Els Schuring
 
 
sneeuwkristal