Boekbrieven

Boek & lamp

Aan Wipneus uit Wipneus en Pim (1948-1985) van de Broeders van Maastricht

Koninklijke Hoogheid,

 
Allereerst gefeliciteerd met uw aanstelling als koning. Ik hoop dat uw vader geniet van zijn welverdiende pensioen. Hoe lang heeft hij geregeerd? In kabouterjaren misschien wel een paar honderd jaar. Ik gun hem zijn pensioen dan ook van harte, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het ook betreur. En ik zal uitleggen waarom.

In mijn kinderjaren genoot ik enorm van de spannende avonturen die u beleefde met uw vriendje Pim. U reisde heel Kabouterland af om ruzies te beslechten met knuppelmannetjes, rovers, het plaagmannetje, Tum Tum en nog vele andere aparte figuren die uw koninkrijk bevolken.
Ik hoopte iedere keer weer op een goede afloop, maar soms liep de spanning zo hoog op dat ik er niet zeker van was of het nog goed zou komen. Toch wist u iedere avontuurlijke opdracht weer tot een goed einde te brengen.

Jaren later heb ik uw avonturen met veel plezier voorgelezen aan mijn kinderen. En ook zij waren erg onder de indruk van uw moed en heldhaftigheid.
Voor alle duidelijkheid: uw vriendje Pim deed niet voor u onder.
En dat was wat ik vooral in u bewonderde. U voelde zich niet verheven boven het volk, maar u stond ertussenin. Uit alles wat u zei en deed, bleek dat u op voet van gelijkheid stond met Pim, een doodgewone kabouter.

Wat me daarom zo van u tegenviel, is dat ik hoorde dat u helemaal niet zo tolerant was als u ons wilde doen geloven. U deed tijdens uw avonturen aan onvervalste rassendiscriminatie. Waarom heeft u ons zo voor de gek gehouden?

Ik weet het, het ligt alweer een aantal decennia achter ons. Dus hopelijk bent u inmiddels tot inkeer gekomen? Dan wil ik u verzoeken weer op avontuur te gaan, samen met Pim. De Bonkeltjes en Trappertjes zijn vast nog niet allemaal bestreden… Zo kunt u ons, uw bewonderaars, laten zien dat u al uw vooroordelen overboord hebt gegooid.

Ik hoop spoedig van u te lezen.

Met vriendelijke groet,

Ingrid ten Berge

Boek & lamp

Aan Milan Kundera, schrijver van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (1984)

Beste Milan,

 
Ik moet je eerlijk zeggen dat ik je denkwijzen confronterend vond en jou soms wel erg direct. Toch wil ik je bedanken voor je spiegel.
De zin Een mens kan nooit weten wat hij wil, omdat hij maar één leven heeft, dat hij niet aan zijn voorgaande levens kan toetsen noch in zijn volgende levens kan herstellen maakte dat ik moest stoppen met lezen. Ik wist direct dat je gelijk hebt.
Je had iets in me geraakt. Ik dacht namelijk dat ik op de goede weg was. Dat ik een goed besluit genomen had. En ik moest nu toegeven: ik doe maar wat. Ik weet inderdaad niet waar een beslissing van vandaag morgen toe leidt.

En dan, later in je boek, heb je het over ‘leven in de waarheid’.
Zo zeg, kun je het me nog lastiger maken? Kan ik mezelf onder ogen zien, tja dat kan en doe ik natuurlijk ook. En soms verstop ik me. Dan droom ik over de liefde van mijn leven en zie ik mezelf als middelpunt van alles. En soms zou ik net als Tereza willen vluchten en mezelf verdrinken in een grote plas van zelfmedelijden. Ja weet je, ook ik mis de aandacht van mijn grote liefde.
En dan wordt mijn donkere kant weer licht. Om vervolgens net als Tomas rond te fladderen, zeer ingenomen met mezelf en genietend van mijn vrijheid.

Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat ‘leven in de waarheid’ voor jou is, Milan.
Ik vraag me af: liep jij net als ik op tegen de vele kanten in jezelf? Kon je daarom dit heftige en mooie boek schrijven? Verschuil jij je achter je karakters?
Zo heb ik nog veel meer vragen aan je, Milan, maar eerst ga ik weer aan de slag met mezelf.

Ik zie je,

José Kösters

Boek & lamp

Aan Judith uit Blauwe plekken (1992) van Anke de Vries

Lieve Judith,

 
Hoe gaat het nu met je?

En hoe is het met je blauwe plekken? En dan niet zozeer de zichtbare blauwe plekken op je lichaam, maar de blauwe plekken op je ziel.
Zijn ze nog aanwezig? Voel je ze nog?

Wat ik me afvraag, is; ben je niet kwaad op je moeder? Ik ben namelijk wel vaak kwaad op haar geweest. Dat ze haar eigen kind zoveel pijn kon doen.
Opgegroeid in een liefdevol, warm nest kon ik me daar eigenlijk niet zoveel bij voorstellen. Maar ik voelde wel je pijn. Hoe graag had ik die pijn weg willen nemen. Maar dat kon ik niet, ik kon alleen met je mee voelen. En dat deed ik.

Blij was ik dan ook dat je Michiel leerde kennen. Zo’n goede vriend dat hij je zelfs op ging zoeken nadat je moeder je had verboden nog met hem om te gaan en jullie waren verhuisd naar een andere stad. En bij wie je leerde hoe een gezinsleven ook kon zijn. Of beter nog; hoorde te zijn!
Want daar had jij natuurlijk een heel ander beeld van, je wist nu eenmaal niet beter.

Heb je zelf inmiddels een gezin? En is het warm en liefdevol? Of hebben je blauwe plekken te veel schade aangericht?

Ik hoop zo dat je ondanks alles toch opgegroeid bent tot een sterke, dappere vrouw.
Maar eigenlijk twijfel ik daar niet aan, want sterk en dapper vond ik je altijd al.

Een warme groet,

Marcia Vrolijk

Boek & lamp

Aan Lucia uit Een schitterend gebrek (2003) van Arthur Japin

Dag lieve Lucia,

 
Tien jaar geleden las ik jouw verhaal. Het greep me naar de keel. Met tranen in mijn ogen las ik wat jou was overkomen. Van een klein, mooi onschuldig meisje dat genoot van het leven, naar een vrouw die moest dealen met haar littekens. Wat had ik een medelijden met jou. Hoe oneerlijk kan het leven zijn. En wat vond ik het knap zoals jij met alle tegenslagen omging.

Een aantal jaar nadat ik het boek gelezen had, was ik in Venetië. De mysterieuze stad fascineerde mij. Jij zat in mijn hoofd. Ik vroeg me af of ook jij door die smalle straatjes had gelopen. Voer jij ook in een gondel langs de mooie huizen? Wat was jouw gevoel bij deze stad? Een stad vol historie, en waar jouw verhaal zich gedeeltelijk had afgespeeld.

Nu ik zelf tien jaar verder ben, begrijp ik je verhaal nog beter. Ik verlang ernaar om het nogmaals te lezen. Welk gevoel zou het nu bij mij oproepen? Weer een gevoel van medelijden en bewondering, of nu misschien wel van herkenning?

Ik zou er graag eens met jou over praten en je enkele vragen stellen. Hoe bleef je zo dapper en positief na al die tegenslagen? Had je het anders gedaan als je het over had kunnen doen? Je bent blijven zoeken naar de ware liefde – ben je gelukkig met hem geweest? Opgeven kwam niet voor in jouw woordenboek! Waar haalde je de kracht vandaan? En heb je nog veel gelukkige jaren gehad?

Tot snel weer, dan zal ik op mijn bank met jou in gesprek gaan en kun je mij misschien antwoord geven op mijn vragen. Je bent welkom!

Warme groet,

Kristel

Boek & lamp

Aan het boek Tonio (2010) van A.F.Th. van der Heijden

Mijn lieve boek,

 
Sinds jouw komst in mijn boekenkast betrap ik me erop dat jouw aanwezigheid mij een rijk gevoel geeft. Ik kocht je van de boekenbonnen die ik kreeg voor mijn verjaardag.
Ik wilde een goed moment uitzoeken om met heel veel aandacht en liefde jou te lezen.

Jouw mooie rode kaft, waarvan de rug de kamer in kijkt, moet bij de twee boeken die rechts en links van je staan een soort van trots oproepen (zij hebben ook jouw kleur), maar ook een vorm van jaloezie als ze zien hoe ik naar jou kijk.

Het voelde als rouwen toen ik je na drie weken had uitgelezen en je terugzette op je plek.
Hoe vaak had ik je in die weken niet betast, geroken, opgepakt en weer weggelegd.

De man die jou schreef is sindsdien niet vaak in de openbaarheid verschenen. Wie je gelezen heeft, kan zich voorstellen hoe hij zich voortbeweegt in zijn huis. Het verhaal geeft zoveel inkijkjes in zijn privéleven dat je hem als lezer bijna lijfelijk kunt aanraken.
Zijn verdriet vanaf het moment dat hij het slechte nieuws hoorde, het blijft letterlijk aan je kleven.

Met veel tegenzin heb ik je een keer uitgeleend aan een vriendin – maar voor zij de kans kreeg om je te lezen, heb ik je teruggevraagd. Ik miste je.
De foto van Tonio kan ik niet vaak genoeg bekijken. Nu ik over je schrijf, krijg ik weer de gevoelens terug die ik had toen ik je las. Pijn, verdriet en lichte schaamte omdat ik zo dicht bij je schrijver mocht komen.

Marie-Louise Willemse

Boek & lamp