Vroege herinneringen

Denkwolk

Tini Schutte

 
Ik was denk ik drie jaar. Ik herinner me dat we met elkaar onder de tafel zaten.
Moeder, zus Joke en Neeltje en broer Henk. Er was ook een meisje bij dat Dineke heette. Zij was nu ook ons zusje, vertelde mijn moeder.

Mijn moeder zat appels te schillen, we kregen om de beurt een stukje.

Als we onder de tafel zaten, was het binnen altijd gezellig. Buiten mocht je niet komen, je hoorde veel vliegtuigen. Mijn moeder vertelde allerlei leuke verhalen.

Denkwolk gespiegeld

Tamar Prins

 
Het moet de eerste keer zijn geweest dat ik me bewust was van de wereld buiten mezelf.

In een klein vissersdorpje in Spanje zat ik achterop de fiets bij mijn moeder en hoorde voor het eerst krekels tjirpen.
Ik had geen idee wat het was en zocht naar wat dat geluid toch maakte, maar vond niets. Dat vond ik best gek, want het leek overal vandaan te komen.

Toen ik omhoog keek, zag ik dat de zwarte lucht helemaal bezaaid was met sterren.
Ik kan me niet herinneren er later ooit nog zo veel te hebben gezien.
Als ik eraan terugdenk, ben ik er nog van onder de indruk.

Ik had de bron van het getjirp gevonden: het was het fonkelen van de sterren!

Denkwolk

Stef Hinfelaar

 
Iedere nacht hoorde ik vliegtuigen, ronkende vliegtuigen onderweg naar Duitsland.
Daar zouden ze bommen laten vallen, vertelde mijn vader.

Door de ramen was niets te zien, ze waren verduisterd met zwart papier. Er zaten wel scheuren in, maar buiten was het pikdonker. Ik kon toch niet door de ramen kijken, want in de kamer waar ik sliep waren de ruiten kapotgegaan door de oorlog en er was geen gewoon glas meer om het te maken. Mijn vader had er gekleurd, gebobbeld glas in gezet. Het was wel mooi, al kon je er niet doorheen kijken.

Onze tuin lag vol met boomstammen, die mijn vader samen met enkele buurmannen ’s nachts langs de weg naar Loosduinen had omgezaagd. Mijn vader en mijn oudste broer hakten de bomen in stukken voor de kachel.

Soms was er razzia en verstopte mijn vader zich in het meterkastje onder de vloer.
Dat mochten we niet weten, maar ik was een keer achter mijn moeder aan gelopen toen ze mijn vader eten ging brengen.

Elke avond voordat mijn ouders naar bed gingen trok mijn moeder de dekens van mij af en als ik daardoor wakker schrok, stelde ze me gerust: ze wilde alleen maar de vlooien vangen.

Denkwolk gespiegeld

Reina Koelman

 
Ik ben vier jaar en ga helemaal alleen naar de kleuterschool, een eind verderop in onze straat. Achteruitlopend zwaai ik naar mijn moeder in de deuropening.

Zo zie ik de meneer niet die net zijn huis uit komt en botsen we keihard tegen elkaar aan.

Denkwolk

Pieternel van Keijzerswaard

 
Het had gesneeuwd. Mijn broertje was nog niet geboren. Het moet daarom gebeurd zijn in de winter van 1983-1984, de winter waarin ik twee jaar werd.

De voordeur van ons huis stond open. Vanuit de hal keek ik naar mijn vader, die iets aan het doen was in onze kleine besneeuwde voortuin.

Ik ging een stukje naar buiten, de sneeuw in.

Er kwam een groot meisje naar mij toe met een geel napoleonsnoepje in een doorzichtig papiertje. Zowel de sneeuw als het snoepje vond ik erg indrukwekkend. Het grote meisje vroeg aan mijn vader of ik het snoepje mocht hebben.

Wat hij antwoordde weet ik niet meer.

Denkwolk gespiegeld

Koen van Strien

 
Ik was een jaar of drie. Bij mijn moeder in onze bakkerswinkel keek ik over, of eigenlijk net nog door, de glazen toonbank heen.
Ik vond het zo bijzonder dat ik door de rand daarvan kon kijken.

Zo keek ik de winkel in, en door het immens grote etalageraam naar buiten.
De etalage was gevuld met lekker brood en banket.
En daarachter was de drukke Dorpsstraat.

Denkwolk

Karin Kraaijvanger

 
Ik was met mijn buurjongens in de tuin aan het spelen, en ineens komt er een grote schommel op me af. Ik was een jaar of vier, denk ik.

Mijn moeder viel uit tegen de oudste buurjongen, die de schommel aanduwde: hoe had hij dat kleine meisje niet kunnen zien?

De klap was flink en even later zat ik met mijn moeder in de auto, huilend en met een handdoek vol bloed. Gelukkig werd ik in het ziekenhuis snel geholpen en met een paar hechtingen ging ik terug naar huis.

Denkwolk gespiegeld

Jeanne Roovers

 
Opgetogen klim ik met mijn blinkende lakschoentjes de grijze treden van de voordeurtrap op. In mijn linkerhand houd ik het cadeautje vast… voor mijn eerste kinderfeestje!
Met kloppend hart trek ik de groengeverfde stang naar beneden en hoor dan binnen ergens een bel gaan.

Verlegen vertel ik aan een mevrouw met een wit schortje dat ik van onze moeder mijn zusje mee moest nemen. ‘Iedereen is in de tuin’, zegt ze nuffig.
Ik loop, onder de indruk van hoge gang, prachtig gekrulde trap, blinkende tegels, mooie spullen, achter haar aan, onder glas-in-loodramen door, naar de zonverlichte tuin, waar vrolijke geluiden vandaan komen.

Na limonade en snoep komen de spelletjes. Wie niet op tijd op een grote witte stenen paddenstoel zit, is af. Blij en uitgelaten ren ik van de ene paddenstoel naar de andere.
Ik geniet van alles…

Tot de moeder van de jarige me met een strak gezicht aan de hand mee naar binnen neemt. ‘Je gaat nú naar huis. En neem je kleine zusje mee’, zegt ze plompverloren.
Ik kijk naar buiten en zie mijn zusje huilend op een paddenstoel zitten. Ze heeft haar broekje en de paddenstoel volgepoept…

Ik hoor nog de deur achter ons dichtvallen, ik voel nog de schaamte, de vernedering. Samen lopen we hand in hand, huilend van boosheid en verdrietige teleurstelling, over de Markt ons straatje in… waar de zon gewoon door is blijven schijnen.

Denkwolk

Ingrid ten Berge

 
We hebben twee maanden in Muiderberg gewoond, dus het moet in mei of juni 1959 zijn geweest. Ik was ruim tweeënhalf.

De buurvrouw nam me samen met haar twee dochtertjes, Monique en Estelle, mee naar het water. Er was ook nog een ouder meisje bij.

Ik herinner me grijze stoeptegels op de kant en dat ik in een zwarte band in het water werd gezet. Ik was zo bang dat ik ben blijven gillen tot ik er weer uit gehaald werd.

Denkwolk gespiegeld

Hans de Zwart

 
De zon schijnt, op m’n hoofd wordt het warm. Een klein zwart hondje loopt door een gele rubberen ring heen die ik rechtop hou. Ik vind het heel spannend.

We zitten op het grasveldje in de achtertuin. Mijn broertje zit naast me, we dragen allebei een tuinbroekje van spijkergoed. Hij is drie en ik ben vier. Hij doet me steeds na, ik stomp hem. Het is zondagmorgen.

Het hondje heet Blackie en is er sinds vrijdagavond. Pappa bracht het mee, hij was later thuis dan anders en rook een beetje vreemd.
Vannacht kwam hij heel laat thuis van het spelen met de band, en nu is hij naar De Voetbal.

Mamma is in de keuken en de deur staat open, ze maakt soep met maggiplant erin.
Mijn oudste broer repeteert trompet op zijn slaapkamer.

Denkwolk
.